Terug naar het overzicht

Waardebepaling bij (ver)koop

Als je van plan bent om een bedrijf te gaan kopen of verkopen, is het misschien wel handig om een waardebepaling te doen. ‘Maar hoe bereken ik de waarde van mijn bedrijf dan?’ is een vraag waar veel ondernemers mee worstelen.

Verschillende methodes

We zullen je meteen maar even uit de droom helpen: Er bestaat geen precieze waarde! Nee, die is er gewoon niet. Je kunt wel gaan kijken naar alle bestaande voorwerpen die vallen onder de onderneming, zoals een bedrijfspand of apparatuur, maar dan houd je geen rekening met bijvoorbeeld de winstperspectieven, de potentie van het bedrijf of de rol van het bedrijf in de markt. Binnen een bedrijf is er een aantal dingen waar je simpelweg geen prijskaartje aan kunt hangen met de precieze waarde. Bepaalde factoren kunnen voor de een behoorlijk veel waard zijn, terwijl een ander er zo goed als niks aan heeft. Om deze reden zijn er ook verschillende methodes van het waarderen van een bedrijf. Bij elke methode staat weer iets anders centraal en komt ook op een andere waarde uit dan de andere methodes. Deze methodes zijn:

Vuistregels

Deze methode wordt vaak gebruikt in het MKB (midden- en klein bedrijf). Eigenlijk gaat het hierbij gewoon om een paar simpele formules als nettowinst maal vijf, eenmaal de jaaromzet, drie maal de EBITDA of een bepaald vast bedrag maal het aantal klanten. Vaak is het zo dat een hele branche vasthoudt aan één bepaalde vuistregel, omdat elke onderneming in die branche op dezelfde manier zijn geld verdient. Het grote voordeel van deze vuistregels is dat ze erg gemakkelijk te gebruiken zijn. Natuurlijk moet je wel zeker weten dat de getallen waar je mee rekent, kloppen. Voor de verkoper is het namelijk niet echt nadelig als de getallen misschien ietwat rooskleuriger zijn dan in werkelijkheid het geval is. Men neemt dan vaak een gewogen gemiddelde van de nettowinst van afgelopen jaren of de overdreven positieve verwachtingen van het komende jaar worden meegenomen in de berekening, waardoor alles er ook beter uit komt te zien dan het eigenlijk is.

Om al die mogelijke vervalsingen te voorkomen, kun je beter de EBITDA gebruiken in de formule. Dit is de winst voordat de rente, de belasting, de afschrijvingen op materiële vaste activa en de afschrijving op goodwill ervan is afgetrokken. Omdat de EBITDA de winst op het allerhoogste niveau is, kan er (bijna) niet mee geknoeid worden en is het een betrouwbaarder getal om mee te gaan rekenen. Vaak gaat men ervan uit dat de afkoopsom in vijf of zes jaar terugverdiend moet worden. Vijf maal de nettowinst kan er voor de verkoper echter anders uitzien dan voor de koper. Als een koper een lening aan moet gaan om aan de afkoopsom te kunnen voldoen, zal hij deze terug moeten betalen mét rente. Deze rente wordt betaalt met de winst uit het bedrijf. Hierdoor zal de koper dus minder winst overhouden en er langer over doen om de afkoopsom terug te verdienen. Dit betekent dus dat vuistregel anders uitpakt dan voor de verkoper. Als de koper binnen deze periode toch zijn afkoopsom terug zal willen verdienen, zal hij met het bedrijf moeten groeien om zo een hogere winst te realiseren in de komende jaren. Dit is natuurlijk makkelijker gezegd dan gedaan en daarom zal de koper er bij zijn keuze ook rekening mee moeten houden dat het bedrijf in staat moet zijn om te groeien in de toekomst.

Een ander nadeel is dat bij al deze vuistregels gerekend wordt met historische getallen. Men gaat er dus van uit dat de bedrijven resultaten zullen boeken die gelijk zijn aan die van vorige jaren of in dezelfde groei door zullen gaan. Bij bedrijven met een exponentiële groei zullen de resultaten, en dus ook de uiteindelijke waarde, te laag worden geschat. Vooral bij erg jonge bedrijven doet zich deze situatie voor, aangezien zij een opstartfase nodig hebben gehad en hun tijd veelal besteedden aan het verwerven van bekendheid en een goede reputatie. Wanneer het bedrijfje eenmaal gaat lopen, stijgt de winst aanzienlijk. Andersom kan natuurlijk ook het geval zijn als een bedrijf totaal geen goede vooruitzichten heeft of te veel afhankelijk is van de huidige eigenaar. Als het bedrijf dan wordt verkocht op basis van een waardebepaling door middel van vuistregels, is er eigenlijk te veel betaald. Het bedrijf zal in de toekomst zo niet dezelfde resultaten halen als die in het verleden. Het komt er dus eigenlijk op neer dat een vuistregel geen geweldige waardebepaling oplevert… Dat betekent echter niet dat het meteen onbruikbare informatie is, want het kan je natuurlijk wel een beeld geven van de ruimte waarbinnen de onderhandelingen gaan plaatsvinden.

De discounted cashflowmethode, of dcf-methode

Als koper heb je eigenlijk niet zo veel aan multiples. Die kijken namelijk naar het verleden, terwijl je juist naar de toekomst van het bedrijf wilt kijken, wanneer je ook mee speelt in het verhaal. Daarvoor bestaat ook wel degelijk een methode, de discounted cashflowmethode. De naam zegt het zelf al, er wordt bij deze methode gekeken naar de kasstromen. Er kan namelijk alleen maar aan de verplichtingen worden voldaan als er ook genoeg geld binnenkomt. Daar komt nog bij dat cash een objectief begrip is, terwijl winst gemanipuleerd kan worden. Men probeert hierbij de toekomstige geldstromen te voorspellen op basis van gegevens van het bedrijf en het businessplan. Hoe zijn de toekomstige uitgaven gepland en hoe zit het met de inkomsten om dit op te vangen? Elk jaar worden zo de inkomende kasstromen verrekend met de uitgaande geldstromen zonder de financieringslasten en dividenduitkeringen. Wat overblijft zijn de zogenaamde ‘vrije kasstromen’ die je kunt gebruiken om leningen af te lossen, rente te betalen over die leningen en aandeelhouders te belonen. Vaak gaat men hierbij uit van drie mogelijke scenario’s:

  • Worst case scenario: In het ergste geval, als alles misgaat, blijft er dit over.
  • Normal case scenario: In een normaal geval, wanneer het niet uitzonderlijk, maar wel redelijk loopt, blijft ongeveer dit over.
  • Best case scenario: In het allerbeste geval, wanneer alles meezit en we een gat in de lucht mogen springen van blijdschap blijft dit over.

Als de kasstromen zijn opgesteld, berekent men de netto contante waarde op basis van het rentepercentage. De rendementseis op het eigen vermogen en de kosten voor het vreemd vermogen dienen wel verwerkt te worden in deze berekeningen. Over het algemeen geldt hierbij dat de dit rentepercentage hoger wordt, naarmate het risicoprofiel van de onderneming ook hoger wordt. Eveneens daalt de algemene bedrijfswaarde als het risico hoger wordt. De discounted cashflowmethode is echter ook niet honderd procent objectief. Er wordt dan wel gebruikt gemaakt van de werkelijke gegevens van het bedrijf, maar de toekomstige geldstromen blijven voorspellingen, omdat het niet mogelijk is precies te zeggen hoe deze er uit zullen zien.

Aan de andere kant zitten er ook zeker wel voordelen aan de dcf-methode. Er wordt namelijk uitgegaan van de toekomstige situatie die voor een koper veel interessanter is dan getallen uit het verleden en het gaat om niet bewerkbare gegevens. Daarom is deze methode ook erg waardevol voor banken. Natuurlijk willen zij weten of wat de toekomstige cashflows zullen zijn om zo in te schatten wat de kans is dat ze hun uitgeleende geld terug zullen krijgen. Maar er is ook meteen zekerheid bij een bank doordat de gegevens niet bewerkt kunnen worden en men krijgt een kijkje in de plannen voor groei binnen het bedrijf. Stel nou dat de mensen van de bank onder de indruk zijn van je toekomstplannen. Dan zullen zij het risico om met je mee te lopen misschien lager inschatten, waardoor je een lagere rente tegemoet zou kunnen zien.

Verder kunnen er verschillende gesprekken komen uit het dcf-rapport. Waarom zijn bepaalde inkomsten en uitgaven anders in de toekomst dan ze waren in het verleden? Wat moet er gebeuren om bepaalde posten juist te laten veranderen? Een koper kan op basis van deze gegevens al een hoop te weten komen over het bedrijf en de manier van handelen. Een verkoper profiteert hier natuurlijk ook van, doordat hij de koper op deze manier kan laten inzien dat er wel degelijk mogelijkheden zijn voor de koper, wat betreft groei, kostenverlaging of een vergroting van de afzetmarkt. Wat de koper daar dan mee doet is zijn eigen zaak, maar doordat de mogelijkheden er zijn, is de verkoper wel in staat ze mee te rekenen in de waardebepaling. 

Marktvergelijking

In de praktijk worden de multiples en de discounted cashflowmethode het meest gebruikt, maar er zijn ook andere methodes, waaronder de marktvergelijking. Deze methode is erg gemakkelijk en tegelijkertijd ook weer niet. Het gaat hierbij om het zoeken naar bedrijven die vergelijkbaar zijn met het uwe en te kijken naar die verkoopprijzen. In Nederland wordt deze methode echter veel minder gebruikt dan in Groot-Brittanië gebruikt, omdat het hier niet verplicht is de afkoopsom van een bedrijfsovername vrij te geven. In Groot-Brittannië is dit wel het geval. Daar zit de Private Company Price Index (PCPI), die alle bedrijfsovernames bijhoudt en ook vrijgeeft.

Stel nou dat we in Nederland ook zo’n organisatie zouden hebben, dan zou toch iedereen gebruik maken van deze methode? Het is namelijk wel erg makkelijk om even te kijken wat andere bedrijven waard waren bij de verkoop, toch? Er zit wel een addertje onder het gras… Hoe bepaal je nou of een bedrijf gelijkend is aan het jouwe? Moet je daarvoor over dezelfde activa en passiva beschikken? Of gaat het juist om de potentie van het bedrijf? Of is alleen de winst belangrijk? Het grote nadeel is dat deze methode ervan uitgaat dat de prijs van een bedrijf hetzelfde is als de waarde, wat in werkelijkheid lang niet altijd het geval is. Wat is de waarde van een bedrijf? Een bedrijf kan bepaalde factoren hebben die voor de een behoorlijk veel waard zijn, terwijl een ander er misschien wel niks aan heeft. Daardoor heeft een bedrijf voor iedereen een andere waarde en is iedereen bereid om een ander bedrag op tafel te leggen. Hierom is het met deze methode ook niet mogelijk om een prijskaartje aan een bedrijf te hangen dat de precieze waarde aangeeft. En niet alleen is het bedrijf voor elke koper iets anders waard, het is ook onmogelijk om een bedrijf te hebben dat precies hetzelfde is als een ander bedrijf. Elk bedrijf heeft een andere mix van producten, service, klanten, potentie, etc. Dat betekent niet dat de marktvergelijking nutteloos is. Het kan namelijk wel een goede indicatie zijn wat de waarde van een bedrijf ongeveer kan zijn. Als er meerdere vergelijkbare bedrijven zijn verkocht tussen een bepaalde marge, ook al is dit een vrij ruime marge, is het goed mogelijk dat je een vergelijkbaar bedrag tegemoet kunt zien.

Intrinsieke waarde

Een waardebepaling is ook mogelijk aan de hand van de intrinsieke waarde van het bedrijf. Eigenlijk is dit gewoon het eigen vermogen van de onderneming, dus het verschil tussen alle posten aan de activakant en de passiva kant van de balans. Dit is de waarde die het bedrijf zou opleveren als je alle onderdelen los van elkaar zou verkopen. Maar zoals met alles is een bedrijf meer waard als je het geheel verkoopt. De intrinsieke waarde zegt bijvoorbeeld niks over de potentie van het bedrijf of de winst of misschien juist het verlies van de onderneming. Daar komt nog bij dat het bij de intrinsieke waarde gaat om een momentopname. Een bepaald apparaat kan bijvoorbeeld van de een op de andere dag veel minder waard worden. Verder wordt bij de waarde van activa gekeken naar bepaalde afschrijvingen, restwaarden en waarderingsgrondslagen, terwijl dit misschien wel geen juiste waarde aangeeft. Het nadeel is dus dat de gegevens nooit helemaal objectief zijn, waardoor de intrinsieke waarde kan worden beïnvloed.

Rentabiliteitswaarde

Dan hebben we nog de rentabiliteitswaarde. Deze methode kijkt niet naar de te verwachten winst, maar naar de contante waarde. Eerst wordt gewone toekomstige winst berekend op basis van gegevens uit het verleden. Deze winst wordt daarna gedeeld door het vereiste rendement op het eigen vermogen. Hoe hoger deze rendement eis is, des te lager is de waarde van de onderneming, omdat de gewone winst door een groter getal gedeeld moet worden.

Die waardebepaling is ook nooit goed...

Het lastige aan een waardebepaling is dat het dus eigenlijk nooit goed is. Je kunt verschillende methodes gebruiken, maar zult toch nooit de precieze waarde van het bedrijf hebben. Het kan zelfs zo zijn dat de verschillende methodes mijlenver uit elkaar zitten met hun beoordeling. Het is logisch dat je op zo’n moment gaat nadenken over wat je nou eigenlijk hebt bereikt, maar toch is het niet voor niks. Je hebt misschien geen precieze waarde, maar wel een marge waarbinnen de waarde zit. Bepaalde factoren van het bedrijf kunnen voor de een behoorlijk veel waard zijn, terwijl een ander er zo goed als niks aan heeft. Hierdoor kan het zijn dat het bedrijf voor de ene koper echt niet meer waard is dan de minimale prijs van je marge en een andere koper er juist veel meer voor wil geven, omdat de aankoop hem veel meer oplevert dan alleen de winst.