Terug naar het overzicht

Verlate betaling lijfrentepremie bij staking soms toch aftrekbaar

Bij staking van de onderneming kan de stakingswinst tot zes maanden na het kalenderjaar waarin de onderneming is gestaakt worden omgezet in een lijfrente. Onder zeer bijzondere omstandigheden mag de betaling of verrekening van de lijfrentepremie buiten die termijn plaatsvinden. De vertraging mag dan niet zijn veroorzaakt door de ondernemer. Ondernemers kunnen de winst behaald bij staking van hun onderneming onder voorwaarden (deels) omzetten in een lijfrente. De belastingheffing over de stakingswinst wordt daardoor (deels) uitgesteld tot latere jaren.

Termijn

Onder voorwaarden geldt een betaling of verrekening van een lijfrentepremie binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar waarin de onderneming is gestaakt als een betaling in het kalenderjaar. Hierover bestaat onder meer beleid in een ministerieel besluit. De rechter heeft dit besluit onlangs van toepassing geacht in een procedure.

Stille reserve

Een garagehouder staakte zijn onderneming op 31 december 2002. Bij de staking bracht hij het garagepand, waarin een aanzienlijke stille reserve school, over naar privé. De exacte hoogte van de winst bij overbrenging was op dat moment nog onzeker, omdat de ondergrond van het garagepand verontreinigd was. Bodemsanering was op langere termijn gewenst.

Lijfrentepremie

De ondernemer wenste de voor hem maximaal haalbare lijfrente (€ 186.668, bedrag voor 2002) te bedingen. Hij beschikte echter over te weinig eigen middelen om de premie zelf te kunnen betalen. De ondernemer wilde de lijfrentepremie daarom financieren met een hypothecaire lening met het garagepand als onderpand. Voor het verkrijgen van deze lening was echter een (minnelijke) taxatie van het garagepand nodig.

Taxatie

Ook de hoogte van de stakingswinst was tot in 2004 een discussiepunt, vanwege de onzekerheid over de staat van de grond, waardoor de ondernemer volgens de rechter niet exact kon weten wat de omvang was van de maximaal af te sluiten lijfrente. De minnelijke taxatie (waarbij de belastinginspecteur het garagepand bezocht) vond pas op 13 februari 2004 plaats.

Spoed

Direct hierna sloot de ondernemer de hypothecaire lening af. De adviseur van de ondernemer had bij diverse gelegenheden de inspecteur gevraagd spoed te zetten bij de diverse tussenstappen om de lijfrenteverzekering te kunnen afsluiten. Op maart 2004 had de adviseur de jaarrekening 2002 vastgesteld en had kort daarna de belastingaangifte 2002 ingediend. ­ In de belastingaangifte had de ondernemer de lijfrentepremie van € 186.668 in aftrek gebracht. Op 13 mei 2004 had de ondernemer via een spoedopdracht € 187.000 aan een verzekeringsmaatschappij overgemaakt. Vrijwel direct daarna, 16 mei 2004, was de lijfrenteverzekering ingegaan.

Termijnoverschrijding

De inspecteur weigerde echter de lijfrenteaftrek in de belastingaangifte 2002 omdat de premie niet binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar was gedaan. Gezien de feiten van de procedure was de rechter evenwel van mening dat de late betaling van de lijfrentepremie was veroorzaakt door een omstandigheid die de ondernemer redelijkerwijs niet kon worden aangerekend. Er was sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. De ondernemer had toch recht op de lijfrentepremieaftrek.